18 september 2011

Canada 2011: Vancouver (dag 1)

Jakkes wat kwam de ochtend weer snel vandaag! Ik sliep deze nacht, onze laatste nacht op Vancouver Island, bij Luc, en dat is een vroege vogel. Ik dus ook vroeg uit de veren, en dat kon ook geen kwaad: de tentjes moesten weer worden afgebroken! We zwaaiden de camping uit en trokken de baan op met onze twee prachtkarren. We ontbeten in Smitty's Family Restaurant (lekker vettigen dzjaar!) en reden toen naar Nanaimo, waar om 10:30 de ferry weer naar het vasteland vertrok. Iets na twaalven stonden we weer in Horseshoe Bay, maar dat is Vancouver nog niet. De stad zelf ligt aan de overkant van Burrard Inlet, een kilometers brede inham die diep het vasteland binnendringt. Om bij de stad te geraken, moesten we eerst nog een eindje langs de kust rijden, en dan op het nauwste punt oversteken via de Lions Gate Bridge. Vanop de brug had je een prachtig uitzicht over de haven van Vancouver, en de bossige heuvels erachter.


Het mooie aan Vancouver is: voor een grote stad ligt ze verbazend knus genesteld in het groen. Je steekt de baai over, en in plaats van meteen de stenen canyons van de stad in te duiken, wordt je nog een laatste maal ondergedompeld in het groen: de noordelijke punt van het schiereiland herbergt het maar liefst 400 ha grote Stanley Park. Pas daarachter begint Downtown Vancouver, in een visioen van torenhoge glazen buildings en brede, aangenaam groene lanen.

Een toeristisch kaartje van Downtown Vancouver


jeugdherberg HI-Vancouver Downtown
(gepikt van Google Streetview, want stomweg vergeten zelf foto te nemen)


De jeugdherberg waar we de komende twee nachten zouden verblijven, lag in net zo'n groene laan, een eindje bij de hevigste uitbarstingen van hoogbouw vandaan. We dropten er onze spullen en vertrokken meteen op verkenningstocht. Onze eerste stop: lunch in de Subway "two blocks down the road". Want zo werkt dat in Noord-Amerikaanse steden: een patroon van kaarsrechte, loodrecht op elkaar staande straten waar ze de afstand meten in huizenblokken. Gekke Canadezen.


Na de pitstop in de Subway trokken we in alle ernst de stad in. We begaven ons naar het waterfront, waar de oude industriële havenfaciliteiten plaats hebben gemaakt voor parken, een jachthaven, een conferentiegebouw, een winkelcentrum, een aangename esplanade en, uiteraard, een luchthaven voor watervliegtuigen. Volgende stop was Gastown, een eindje verderop. Deze wijk is genoemd naar de negentiende-eeuwse herbergier "Gassy Jack" (echte naam John Deighton), zo genoemd omdat hij vaak heel opschepperig (Engels: gassy) vertelde over zijn avonturen voor hij op die plek een saloon startte. Later, in het stoomtijdperk, zou de streek helemaal ingenomen worden door industrie, en daar is de stoomklok in Water Street nog een stille getuige van. Ja, dat lees je goed, een klok aangedreven door stoomkracht!

hoogbouw

waterluchthaven

Een veerbootje (waarom die er nog is als er vlakbij een brug
ligt, is mij ook een raadsel)

uitzicht op de stad vanuit de haven

typisch toeristenbusje

Water Street, helemaal opgewaardeerd nu tot winkelstraat

stoomklok, gebouwd waar ooit de westelijke 
grens van Gastown lag

Gassy Jack himself

Van Gastown trokken we zuidwaarts naar een volgende bijzondere plek in Downtown Vancouver: Chinatown. Ik natuurlijk al helemaal vol opwinding, met in verbeelding de optochten die je wel eens op tv ziet tijdens het Chinese nieuwjaar (dat helaas in de winter valt, en niet in september). Ik dacht meteen aan pagodes, drakendansen, duizenden lampionnetjes, straten stampvol gele broeders met rijsthoedjes en spetterend, daverend vuurwerk.

Helaas, niets van dat alles.

Even had ik nog goede hoop, toen we de prachtige poort tot de Chinese wijk in het vizier kregen, maar al snel bleek dat de gebouwen erachter niet uit hout waren opgetrokken, met de typische pagodedaken, maar gewoon precies hetzelfde waren als de gebouwen aan de andere kant van de poort. Er was geen hond op straat, en zelfs de alomtegenwoordige Chinese opschriften wisten niet de sfeer over te brengen van het ware China. we sloften een tijdje door Pender Street (nog zoiets, waarom heet die niet Tsjing Tsjong Ploing Street of zo?), tot we rechts het Chinese Cultural Centre passeerden, geflankeerd door twee witte leeuwen. We liepen door de doorgang naar binnen, en kwamen op een klein pleintje waar een groepje mensen met een soort meditatieoefeningen bezig waren. Dát begon er al meer op te lijken. Aan het verre eind van het binnenpleintje zat een ronde poort in een witte muur, met ernaast in Chinese en westerse letters "Dr. Sun-Yat Sen Park". En dan, voorbij de muur: een klassieke Chinese tuin.
Ja, dát was wat ik bedoelde met Chinees! Een vijver vol waterlelies, weelderig groen, een prachtige, frêle pagode op een rotspunt boven het water... En als kers op de taart kwam er plots zelfs een Chinees in een bootje voorbij roeien! Voorbij de grenzen van de tuin zag je nog steeds de torens van Downtown Vancouver, maar dat is waar een Chinatown om draait: een stukje China middenin een westerse stad.

de poort tot Chinatown

poortje van de klassieke Chinese tuin, en wat achtergrondmensen zo

de pagode in de Chinese tuin

roeichinees!

Chinese tekens en lampionnetjes!

We bleven een tijdje in het tuintje rondhangen, en trokken toen weer verder. Toen we Chinatown buiten wandelden, kwamen we nog langs een openstaand raam, waar we kinderen Chinese lettergrepen hoorden opdreunen: zondagschool? We doken weer de stad in, richting de wijk Yaletown nu, en kuierden gezapig rond tot we in een straatje kwamen waar links weliswaar auto's mochten rijden, maar rechts een breed, verhoogd voetpad ruim plaats bood voor voetgangers en terrasjes. We ploften ons neer op het terras van een cocktailbar genaamd "Section (3)". Daar was het dat we Kristien haar cadeautjes overhandigden, want oh ja, zij was jarig vandaag!
Die avond dineerden we in Earls Restaurant, amper honderd meter verderop in dezelfde straat. Een prachtig ingerichte tent, veel hout, de muren van het toilet bedekt in gouden tegeltjes, een heuse muur van Stella Artoisflesjes achter de toog, en... zeker tien flatscreens die voortdurend sport uitzonden (twee verschillende kanalen, waarvan eentje op sommige tv's in real-time en op andere met een halve minuut vertraging, zodat je toch zeker niets mist). We aten er een heerlijk maal, en wandelden toen terug naar de jeugdherberg. Uiteraard stopten we onderweg nog - wat had je gedacht - bij een Starbucks voor een laatste koffietje voor het slapengaan.

de cocktails - en Bassie's pintje

cadeautjes openmaken!