25 augustus 2016

Herbronnen op Noord-Bali


— dinsdag 19/07/2016 —

Het zinderende hart in de Gordel van Smaragd

Nu we de vuurgoden van Java hebben getrotseerd, is de tijd gekomen om af te dalen naar de kust voor de volgende grote sprong voorwaarts in onze rondreis. Totnogtoe hebben we van Indonesië alleen Java gezien (en een korte, zeer on-indrukwekkende uitstap naar Madura), maar nu steken we de grote plas over: we trekken naar Bali!


Het is vroeg in de ochtend en de natuur is nog bezig te bekomen van de nacht wanneer we terug aan de voet van Ijen verschijnen. We zijn de eersten. We lopen alvast naar ons busje, maar de chauffeur blijkt niet in de buurt. Cathy probeert de klink, en wat blijkt: de deuren zijn niet op slot! En dat met het hele hebben en houden van twaalf toeristen in de koffer. Veiligheid? Voornamelijk gebaseerd op illusie blijkbaar. Zolang het afgesloten lijkt, komt er niemand aan.

Wanneer iedereen er is, vertrekt het busje over hobbelige wegen naar het oosten. Net geen twee uur later zien we in de verte de glinsterende wateren van Straat Bali opdoemen, de zeestraat waarachter het gelijknamige eiland al ligt te zinderen in de zon. We worden vlakbij de ferryhaven gedeponeerd, zomaar ergens op de stoep, met de melding dat iemand ons straks zal komen oppikken voor de oversteek.

Straks is een rekbaar begrip in Indonesië. Wij weten dat al, maar sommige andere toeristen die hier worden gedeponeerd (op gegeven ogenblik zit er zeker veertig man) zitten te klagen en te jammeren. Dat heeft natuurlijk geen zin – het verandert niets behalve je eigen humeur. Cathy vleit zich dus in het zonnetje, ik ga de winkeltjes in de buurt af op zoek naar een simkaart van een lokale provider. Met enig handen-en-voetenwerk slaag ik er uiteindelijk in om er een te bemachtigen: 9 GB voor de woekerprijs van 60.000 Rp (zo'n 4 EUR). Vanaf nu zijn we dus niet meer afhankelijk van krakkemikkige wifi-netwerken bij het uitstippelen van ons reistraject. Hoera! Beschaving!


Anderhalf uur later verschijnt dan eindelijk een man die ons weer op weg kan helpen. En zoals altijd is het ook nu weer plots haasten-vliegen-springen. We hijsen de rugzakken op, en worden met veel handgewapper naar de ferry geloodst. We kiezen een plaatsje op het passagiersdek en luisteren naar een Indonesische knul die wat staat uit te leggen in het middenpad. Aanvankelijk denken we dat het veiligheidsinstructies zijn, maar wanneer hij speelgoed begint rond te delen, beseffen we dat hij dingen staat te verkopen. Niemand hapt echter toe, hij laat zijn handlanger de spullen weer oppikken en sloffend keert hij terug naar zijn winkeltje achterin, waar hij loeiharde Arabisch-klinkende muziek begint te spelen. Mokkend als een klein kind.


Maar Bali! Godallemachtig, wat is het mooi. Als een smaragdgroene edelsteen rijst het op uit een turkooizen zee. Vulkaankegels en geërodeerde bergpieken springen naar de hemel op, zonder uitzondering weelderig begroeid met tropisch regenwoud. Een klein stadje aan een prachtige baai verschijnt, we varen er heen, en leggen met een zachte bons aan. Wanneer we even later van boord gaan, hou ik even halt op de loopbrug – ceremonieel, met volle bewustzijn, zet ik mijn eerste stap op Balinese bodem.


Uiteraard is wat volgt alweer een fase van gehaast en geren. We worden snelsnel naar de bushalte geleid, waar we verkeerd blijken te staan, gevolgd door een sukkeldrafje naar een andere halte waar rammelige kleine busjes (bemo's heten ze hier) toeterend staan te wachten. Iemand propt ons op een rood busje en we moeten hem maar geloven als hij zegt dat dit naar Lovina gaat, onze bestemming voor vandaag. De chauffeur bevestigt echter, en na nog enig oponthoud (waarbij we nog twee Italiaanse signorita's oppikken) vertrekken we in een wolk stof en zwarte uitlaatgassen.

Het busje rijdt langs de noordkust van Bali naar het oosten, en ik besef dat elke meter die we nu afleggen, oostelijker is dan we ooit zijn geweest. Het landschap is ook geheel anders dan op Java. Het lijkt properder, beter onderhouden hier. De blikkerende koepels van moskeeën hebben plaats geruimd voor hindoe huistempeltjes, sommigen niet groter dan een stenen zuiltje met wat bloemenofferandes, andere heuse familietempels die een groot deel van de voortuin in beslag nemen. Zelfs de architectuur is anders. Niet die van de woonhuizen, maar wel de architectuur van monumenten en officiële gebouwen. Poorten zien er hier uit als zwaar geornamenteerde driedimensionale zuilen die iemand met een scherp mes middendoor heeft gesneden, en een eindje uit elkaar heeft gezet: drie zijden weelderig bewerkt, de vierde volmaakt vlak. Een horizontale legbalk ontbreekt. Het is allemaal erg exotisch, erg nieuw, erg verfrissend. Nog voor we goed en wel van het busje zijn gestapt, beseffen we al dat we op een heel nieuwe plek zijn aangekomen.


Ons hotel voor de komende drie nachten heet Lovina Beach Cottages, en dat is een understatement. Het bestaat uit een stel prachtige kleine huisjes (met een kamer op het gelijkvloers en een op de eerste etage). Wij krijgen een kamer die op een tropische tuin uitkijkt, op tien meter van een hemelsblauw zwembad en twintig meter van het strand. Toen ze het restaurant bouwden, zijn ze de muren vergeten, en dat is hemels omdat je zo zicht hebt op al dit moois en er een lekker zuchtje wind staat onder het tropische hardhouten paviljoendak. De bediening is erg vriendelijk (maar quasi ongevoelig voor afpingelen, helaas!). En het mooiste van alles: we hebben dit stekje geboekt op de ferry hierheen, zomaar via het prima 3G-netwerk. De rest van de dag brengen we aan het zwembad door, afgewisseld met slenteren in het kleine maar gezellige wijkje om de hoek, dat bulkt van de leuke restaurantjes en winkeltjes.  

— woensdag 20/07/2016 —

Even bekomen

Woensdag rustdag. Dat is niet hoe de goede man daarboven het heeft bedoeld, maar wij vinden dat we dat wel hebben verdiend na al ons rondgeren van de afgelopen dagen. We doen de hele dag dus niets anders dan zwembad, strand, en cocktails. Verwacht echter niet te veel bij dat strand: het is prachtig om naar te kijken, maar het zand is grof en zwart (vulkanisch gesteente), en er ligt helaas weer redelijk wat afval langs de waterlijn. Ik begin me af te vragen of de vuilnisdienst in staking is, of stomweg nog niet is uitgevonden. Maar er zijn geweldige barretjes langs het strand, en dat maakt veel goed. Later die avond onderwerpen we ons aan een heerlijke massage, eten verrukkelijk Thais, en kruipen uitgeput van de luiheid in ons prachtige bed.


— donderdag 21/07/2016 —

Watervallen, tempels en paleizen (en aapjes!)

Na het geluier van gisteren gaan we vandaag weer de actieve toer op. In principe hadden we gisteravond met een kapitein op het strand afgesproken om vanochtend in alle vroegte dolfijnen te gaan spotten, maar wanneer hij vanochtend om zes uur 's op onze deur komt kloppen (ze hebben hier weinig gêne) is het aan het stortregenen, dus we nemen toch maar een 'rain check' en ploffen weer in bed. Een paar uur later weten we ons alsnog aan de lakens te ontwurmen en onder het ontbijt zoeken we een fijn alternatief voor deze ietwat bewolkte dag. Eenmaal de plannen gemaakt regelen we bij de balie een chauffeur, die ons even later komt oppikken voor een dag vol verkenning.

Doel van vandaag: een rondrit door noordelijk Bali. De chauffeur lijkt de weg te kennen, het is natuurlijk niet de eerste keer dat hij dit doet. Het is wél de eerste keer dat hij zo laat aanzet – normaal vertrekken toeristen voor dit soort verkenningsronde al rond acht uur in de ochtend. Dat betekent dat we overal wat later aankomen, en dat is prima, dan komen we overal wat na de grootste drukte aan.

Eerste stop: de prachtige Gitgit-waterval. In een decor van tropische vegetatie stort een brede waterstraal zich van een rotswand 35 meter omlaag, om met donderend geraas op de rotsen beneden neer te storten. Er hangt een verfrissende nevel die dauwdruppeltjes op onze huid tovert en cameralenzen doet blozen.

Onderweg weer naar boven passeren we allerlei kraampjes, die alles van t-shirts over draagtassen tot schilderijen verkopen. Er zijn een paar prachtstukken bij, waaronder een verticaal schilderij van de waterval in de typische veelkleurige, haast pointillistische stijl van hier. Ik ben best geïnteresseerd, maar ze vragen te veel en het afpingelen lijkt niet te werken. Cathy heeft meer succes. Ze ziet een draagtas die ze wel mooi vindt, en krijgt te horen dat die 450.000 Rp kost. Dat is een bespottelijk hoge prijs en iedereen weet het, dus het spel van bod en tegenbod begint in ernst. De verkoopster zakt wel, maar niet genoeg, en dus besluiten we uiteindelijk weg te wandelen. Maar dan. Terwijl we verder gaan, blijft het vrouwtje ons maar achterna roepen. Haar stem galmt door de kloof, en de prijzen die ze roept worden steeds lager. Ze komt ons zelfs achterna gelopen met de tas in de hand. Uiteindelijk, wanneer ze 50.000 Rp bereikt, stemmen we in. We kopen de tas voor 1/9 van de beginprijs, de grootste daling die we totnogtoe hebben meegemaakt.


Tijd voor de tweede stop! De chauffeur zit al te wachten, en brengt ons vrolijk vertellend naar Beratan, een stadje hogerop in de bergen aan de rand van een enorm kratermeer. Net als bij Ijen is deze caldera al millennia geleden uitgedoofd, en dus is de vegetatie er weelderig. Op de oever van het Beratanmeer staat de hindoetempel Pura Ulun Danu Bratan. Hij is niet superspectaculair, maar hij is wel leuk, en het fijne is dat de meeste religieus belangrijke gebouwen elk op een eilandje staan, zodat je er tenminste foto's van kan maken zonder drommen toeristen op. Na dit bezoek brengt de chauffeur ons naar een restaurant, maar daar riekt het alweer naar commissie. De parking staat vol wagens waar chauffeurs in zitten te wachten, en het restaurant zelf zit vol blanke toeristen. Een blik op de menukaart zegt genoeg: het is verschrikkelijk duur hier. Dus gaan we gewoon weer naar buiten (tot verbijstering van de bediening!) en vragen de chauffeur ons naar een iets bescheidener stulpje te brengen. Uiteindelijk lunchen we in een restaurantje vlakbij, aan een tafeltje bij het raam vanwaar we uitzicht hebben op de tempel en het groenblauwe meer.


Derde stop vandaag: een educatieve koffieplantage. Niet groot, maar de gids is een heel vriendelijke dame die ons ontzettend veel uitleg geeft. Geheel vrijblijvend is een terrasje vlakbij, waar we een lekkere kraakverse koffie bestellen. Ik kies een kopi luwak, een koffie gemaakt van bonen die eerst door een civetkat zijn opgesmuld en nadien – pardon my French – zijn uitgekakt. Het klinkt vies, maar het is blijkbaar de duurste en meest prestigieuze koffie ter wereld. Jammie!


De zon is al aardig aan het zakken op moment dat we bij de vierde stop aankomen: de thermale baden van Munduk. Heet water uit de onderbuik van het vulkaangebied borrelt hier op, en wordt door stenen kanaaltjes naar een complex van bassins geleid, waar het via gebeeldhouwde leeuwenkoppen naar buiten komt spuiten. Het is er rustig – zo rustig dat de wacht bij de toegang al is verdwenen en er enkel nog een handjevol locals te vinden is. We kleden ons gauw om en laten ons in het heerlijke water glijden. Terwijl we zitten te poedelen (onder een koor van "mister, where you from? What's your name?") werpt de zon zich als een kanonskogel naar de horizon, zo snel dat je haast een knal verwacht. De duisternis stort zich over ons heen, en plots bevinden we ons in een enorme badkuip met een stel nieuwsgierige Indonesiërs te midden de nachtelijke jungle, omhuld door tropische oergeluiden. Wat een zaligheid.


Onze dag zit er nog niet helemaal op, we hebben nog één laatste stop te gaan. Samen met de chauffeur en zijn schoonzus (die heeft hij onderweg opgepikt) beklimmen we in de tropische nacht de trappen van de Brahma Vihara Aramaeen van de weinige boeddhistische tempels op Bali en de tegenhanger van het Javaanse Borobudur. Er is haast geen licht, maar daar weten de lampjes van onze telefoons wel raad mee, en op ons vieren na is er niemand. Boven ons welft zich een koepel met miljoenen hevig stralende sterren. Het hoeft niet gezegd: het is een magische afsluiter van een magische dag.