19 augustus 2016

Yogyakarta – tussen tempels en paleizen


— zondag 10 juli 2016 —

Op naar Indonesië!

Zo, onze laatste dag in Singapore is alweer aangebroken! We hebben gisteravond al onze rugzakken ingepakt, zodat we vandaag alleen nog maar moeten denken aan tijdig op de luchthaven geraken. Dat doen we met een combinatie bus en metro: alles samen een uur dwars door het eiland heen, maar wel in de kraaknette friste die we intussen van deze stad gewend zijn. We zijn ruim op tijd, alles gaat naar verwachting supervlot, en we hebben nog meer dan genoeg tijd om een ontbijtje te nemen met zicht op de tarmac en een wandeltje te doen langs de winkeltjes. Hier vind ik dan toch een toetsenbordje voor mijn tablet (goedkoper dan ik had verwacht – het is hier dat ik nu op zit te typen), joepie! Ook de vlucht verloopt hemels, met een massa beenruimte bovendien, en amper twee uur later landen we alweer op Indonesische bodem. Verblijfplek voor de komende dagen: de bruisende stad Yogyakarta.



De onvermijdelijke cultuurschok

Wat ons meteen na aankomst al opvalt is hoe verschillend deze stad is van Singapore. Geen pijnlijk nette ijsgekoelde hallen hier, maar een over zichzelf struikelend, georganiseerd rommeltje. Precies zoals je het van de tropen verwacht. De taxichauffeurs proberen ons schaamteloos te bedriegen, ook geheel naar verwachting (gelukkig heb ik opzoekwerk verricht en weet ik dat ze véél te veel vragen), en de munteenheid is gewoonweg bespottelijk. De Singaporese dollar was ruwweg 2/3 van de Euro – wel, de Indonesische rupiah is ongeveer 2/30000. Jawel, vier nullen. En dat is toegegeven ook wel een beetje wat je van een land op de evenaar verwacht. Het verkeer is krankzinnig, met drie – soms vier voertuigen naast elkaar op twee rijstroken. Typisch toch? En het is zo warm dat ik al na een paar minuten als een ijsje in de zon begin te smelten, waarmee het plaatje helemaal compleet is. 

Yogyakarta is chaos. Overal, de hele tijd. Hoe de taxichauffeur onze guesthouse weet te bereiken is iedereen een raadsel (ook hemzelf), maar we komen er, en er zijn  geen doden bij gevallen dus dat zit wel snor. We melden ons aan, en de mensen aan de balie zijn ontzettend vriendelijk. We krijgen de sleutel en worden door iemand naar onze kamer begeleid, en dat is opnieuw een dikke meevaller. Duta Guesthouse blijkt veel groter dan het geveltje doet vermoeden, want de tocht brengt ons langs zalen zonder buitenmuren, langs een lommerrijk vijvertje met stapstenen, langs een hemelsblauw zwembad dat gevoed wordt door een waterval en langs een verbazend stille tuin omgeven door huisjes die nu eens wat meer, dan weer wat minder vooruit steken. Elk huisje is een kamer, en de onze is ondanks haar spotprijs zeker driemaal zo groot als die in Singapore. En de badkamer mist een hele muur, waardoor je uitkijk hebt op een rotswand vol varens en mos, en er een fris windje waait. Heerlijk.


Hello Kitty in groezelige neon

De rest van de dag doen we niet veel behalve de buurt rond het hotel verkennen, wat poedelen in het zwembad, iets eten in de straat en een heerlijke massage laten doen. De prijs doet ons in eerste instantie steil achterover slaan: 80.000 rupiah! Maar dan beseffen we dat dat amper 5,50 EUR is, een fractie van wat je in België voor een uur massage zou betalen. En als we een uur later helemaal ontspannen zijn, nemen we de becak (of fietstaxi) naar Alun Alun Kidul, een groot plein waar de lokale bevolking elke avond massaal afspreekt om te dollen en feest te vieren. Er staan twee reusachtige banyan-bomen, en het lokale geloof zegt dat wie geblinddoekt van de rand van het plein tussen de twee bomen kan lopen, zuiver van hart is. Cathy faalt miserabel, en ik doe mijn best uiterst verbaasd te kijken.


— maandag 11 juli 2016 —

Te voet langs de paleizen van Yogya

De eerste volle dag van ons verblijf hier hebben we gespendeerd met het verkennen van Yogyakarta. Niemand noemt de stad zo trouwens, iedereen gebruikt dezelfde afkorting, al zie je daar talloze verschillende schrijfwijzen van: Yogya, Jogja, Djogdja, Djokdja, ... Hoe je het ook schrijft, het is een broeierig hete stad, een beetje vuil ook, met eindeloze hoeveelheden brommers die zich zifzafzoef in het verkeer smijten. Het lijkt wel een mierennest, zo'n chaos, maar toch lijkt alles soepel te gaan. Tussen de brommers denderen vrachtwagens, personenwagens, bussen en ook flink wat becak, de lokale riksja's zeg maar. Het is zo'n voertuig waarmee we ons naar het hart van de stad laten brengen, het Kraton.

Het Kraton is in oorsprong het paleis van de sultan, maar dan in de ruime zin: het omvat een hele wijk met wel 25.000 inwoners (velen in loondienst bij de sultan), en daarnaast natuurlijk heel wat monumenten. Wij gaan eerst langs het paleisgedeelte zelf. Het is even zoeken voor we de juiste ingang hebben gevonden, maar de bevolking is heel behulpzaam, zelfs als ze geen woord Engels spreken. We betalen de entree (15.000 rupiah, zo'n 1 EUR) en krijgen daar bovenop zomaar een Nederlandstalige gids mee. Het wandelende, babbelende soort bedoel ik dan. Het is een stokoud mannetje dat de tijd onder de Hollanders nog heeft meegemaakt, en erg trots is op zijn opvoeding. Hij is amper 1,5 m groot in gestrekte toestand, loopt flink gebocheld en heeft een te groot glazen oog, maar dat weerhoudt hem er niet van om met passie alle zaken aan te duiden. Desondanks is het bezoek een beetje 'underwhelming'. Veel lege dansruimtes die je niet mag betreden, en veel vitrinekasten met erg mundane voorwerpen (waaronder een kast vol Hollands keukengerei uit de 19de eeuw en foto's van de sultan te paard, de sultan die handjes schudt met allerlei notabelen, de sultan die een stiekem windje laat enzovoort enzoverder). Maar het gidsmannetje was cool, met zijn funky accent en zijn doordringende blik. Hij was misschien nog wel de interessantste attractie hier.


Na het sultanpaleis gaan we naar het Tamansari of waterpaleis vlakbij, waar de sultans van weleer gingen baden met hun vrouwen (veelwijverij is toppie voor een sultan!), alvorens zich met diezelfde vrouwen terug te trekken. Je weet wel waarvoor. Jep, sexytime! Het waterpaleis is zowat de enige plek in de stad waar je een grote plas water vindt, en de muren zijn er hoog (geen zon) en prachtig versierd, dus bulkt het er natuurlijk van de lokale toeristen. Om een of andere reden zijn Cathy en ik plots tot sterrenstatus verheven, want iedereen wil met ons op de foto, of anders maken ze wel stiekeme kiekjes die helemaal niet zo stiekem zijn. Blond en blank doet wat met deze lui.


Na het waterpaleis trekken we naar Malioboro, de plaatselijke variant van de Antwerpse Meir. Alleen moet je daar een gigantische massa mensen bij denken, en uiteraard scheurende brommers en toeterende auto's. En voedselkraampjes zo veel dat je er haast over struikelt. En mensen die zowat alles op aarde aan de man proberen te brengen, uitgestald op een vouwtafel of gewoon een laken op de grond. En het voortdurende gedjengel van muziek, van "mister mister! Photo mister?" en van fruitverkopers met belletjes aan hun rolwagen. Een gekkenhuis. We slenteren er even rond, maar al snel geven we toe aan onze vluchtreactie.

Om te bekomen, gaan we die avond langs bij Jari Menari (Indonesisch voor 'dansende vingers') voor een welverdiende massage. En wanneer we weer helemaal relax zijn, spreken we af met Daniel, Laurence en dochtertje Emilia, vrienden uit België die toevallig vlakbij verblijven. Het wordt een avond vol plezier en verhalen, en als klap op de vuurpijl vertellen ze ons dat we van de Amerikanen (de groep waarmee we destijds naar de VS zijn gereisd, waaronder dus Daniel) een full body massage en een chic dineetje in de stad cadeau hebben gekregen. Hoera!


— dinsdag 12 juli 2016 —

Per fiets trotseren we de woeste zeeën van het Yogya-verkeer

Vandaag is het tijd om de beentjes te strekken! Vol goeie moed trekken we naar een kantoortje waar ze fietsen verhuren, want we hebben het wilde plan opgevat om op pedaalkracht naar de tempels van Prambanan te trekken. Eerst echter nog langs de guesthouse van Daniel om onze cadeaus te gaan vastleggen. Daar krijgen we echter te horen dat ons plan volslagen krankzinnig is in dit verkeer, zeker op eigen houtje, maar dat de ViaVia verderop in de straat wel begeleide fietstochten daarheen organiseert. Helaas vertrekken ze elke dag al om 7:00 stipt, dus daarvoor zijn we hopeloos te laat. Als troostprijs trekken we dan maar per fiets naar de vogeltjesmarkt (waar we verstomd staan bij hoe slecht veel van de dieren behandeld worden!) en de zilverwijk, dwars door de woeste verkeersorkaan en met ware doodsverachting. Het wordt een... interessante rit.


Wanneer we in de namiddag weer flink bezweet in ons hotel aankomen, nemen we een weldadige duik in het zwembad om af te koelen. Eens we weer mens onder de mensen zijn, begeven we ons opnieuw naar de guesthouse van Daniel, want daar had Ludo (die het guesthouse open houdt) voor ons een afspraakje met een Javaanse kaartenlegster geregeld. Het is een keer iets anders. Ik ben zeer matig onder de indruk van de vertoning, maar Cathy lijkt het wel fijn te vinden, misschien wel doordat de dame in kwestie haar aan de lopende band complimentjes toe werpt: volgens de kaarten is Cathy té slim, is ze mijn koningin, en hoor ik haar in alles om haar raad te vragen. Juist. Het helpt haar overtuigingskracht niet dat ze aan de lopende band in de lach schiet, dus ik vermoed dat de kaartenlegster het zelf ook maar een lolletje vindt. Na deze malle vertoning is het op naar het restaurant, waar we geweldig lekker eten, gevolgd door een meesterlijke massage waar onze teentjes nóg van tintelen. Bedankt Amerikanen!!!

— woensdag 13 juli 2016 —


Prambanan: een eeuwenoude tempel die nog steeds springlevend is

Prambanan! En deze keer voor echt. De wekker gaat vroeg, en we hebben nog slapertjes in de ogen wanneer we een fiets onder de poep geschoven krijgen. Dat blijkt onverstandig, want Cathy's stalen ros toont al snel zijn diabolische kant. De ketting schiet door, het wiel sleept en Cathy, die toch gewend is aan trappen, zit al snel te vloeken en te zweten als een circuspony. Op miraculeuze wijze geraken we echter alsnog op bestemming, 15 km en een hele reeks bijna-doodervaringen in het verkeer later.

En dan, de tempel. Hij is prachtig, en anders dan wat we ooit al hebben gezien. Het krioelt er natuurlijk van de toeristen, vooral locals, die vanzelfsprekend om een foto komen vragen (of er gewoon 'stiekem' een nemen). We worden erg bedreven in duimen en vredestekens, al mag een James Bondpoze hier en daar uiteraard niet ontbreken. Op tip van Daniel gaan we ook even piepen bij een andere, gelijkaardige tempel een eind verderop op hetzelfde domein (langs groepjes luidkeels vals-zingende gelovigen en een speeltuin met warempel zelfs mini-quads voor de kleintjes!), en dat blijkt een oase van rust te zijn. Hij is kleiner dan de hoofdcluster, maar in wezen haast identiek, en er is nagenoeg geen toerist te bekennen.


We lunchen die middag in een restaurantje voor locals en dagjestoeristen, en dan begint de rit huiswaarts. Cathy krijgt een betere fiets nu (een paar groepsleden keert terug met de bezemwagen) dus de toch gaat vlot, eerst door de rijstvelden en dan door de wilde woestenij van Jogja's verkeer. We overleven het alweer, dus onze beschermengel is formeel goedgekeurd.

— donderdag 14/07/2016 —

Raften op de Elo

De voorlaatste dag in Jogja vandaag! En om dat te vieren, verlaten we de stad met een chauffeur en een jonge knul die in principe onze gids had moeten zijn, maar in praktijk eerder onze protegé zal blijken. Hij is piepjong, een studentje toerisme eigenlijk, die voor een schoolopdracht een zomer lang toeristen mag begeleiden. Alleen is alles voor hem net zo zeer de eerste keer als voor ons (en hebben wij zowaar de info op voorhand gelezen). Hij is erg sympathiek en leergierig, dat zeker, maar een echte bijdrage als gids levert hij niet. 

Activiteit voor vandaag: rafting! En daarvoor trekken we naar Elo River. Base camp ligt amper 40 km bij ons hotel vandaan, maar toch doen we er in dit verkeer liefst twee uur over. Wanneer we eindelijk aankomen, krijgen we er echter meteen zin in. De zon schijnt hard, de natuur is groen en weelderig (heel anders dan de stad!) en de andere deelnemers hebben er duidelijk zin in. Bintang, onze gids, kijkt wat onwennig rond, want rafting is een heel nieuwe ervaring voor hem. Het wordt al snel duidelijk dat hij feitelijk is meegenomen om ons aantal op te krikken naar vier (wij twee, de bootbegeleider en hij), het minimum aantal deelnemers voor een rafting. Bintang is dus eigenlijk het ballastwater van onze boot, maar dat lijkt hij heel sportief op te vatten.


Elo River wurmt en bruist zich een weg door een kloof die uitbundig is begroeid met tropische vegetatie. Het is er prachtig, op één nogal belangrijke voorwaarde: dat je bereid bent naast de alomtegenwoordige viezigheid te kijken. Overal plastic zakjes, papierpulp, rafels touw, snoepwikkels, vuil en vetzakkerij. Er zijn plaatsen waar het ruikt naar een vuilnisbelt, maar dat lijkt noch de begeleider, noch Bintang ook maar een moment te storen. Ze staren naar het landschap alsof het het puurste is dat ze ooit hebben gezien. Het kost enige moeite, maar uiteindelijk weten wij het ook een plaatsje te geven. En dan lijkt deze rivier wel wat. Met bamboe hangbruggen en vissers die gehurkt op een steen zien in het midden van de rivier. We hotsen en botsen over de stroomversnellingen en worden kletsnat, vooral dankzij onze begeleider Kufi die er een punt van maakt de boot net naar een rots te sturen in plaats van er vandaan, zodat we om de haverklap allemaal in het water liggen.


Halverwege houden we halt in een bamboe schutplek in de jungle, waar ze ons kokosnoten open hakken (jammie!) en wat lokale versnaperingen geven (zoals gefrituurde banaan). Daar ontmoeten we ook een hele bende andere rafters, allemaal locals, die ons met een paar woorden Engels en veel gebaren de ene lolbroekerij na de andere vertellen. Bintang vertaalt waar nodig, maar de helft van de tijd is de clou spoorloos verdwenen in de vertaalslag. Wat op zich natuurlijk ook hilarisch is, zeker als de locals je met een blik van "heb je'm? Heb je'm?" aankijken en spontaan weer beginnen te lachen. Het is allemaal onnozele leute hier, her maakt niet uit of je het verstaat, lachen is de boodschap tot je kaken er van pijn doen!


De rest van de tocht is plezier, zeker met die andere bende erbij. Wanneer we bij een andere boot in de buurt komen, probeert Kufi elke keer weer voor afleiding te zorgen en een van de passagiers met zijn roeispaan over de rand te trekken, het grijzige water in. De jungle welft zich over ons heen, de kloof wordt nauw, het water stroomt diep en rustig, en de meeste springen van boord om zomaar een eindje te zwemmen.


Wanneer we uiteindelijk weer bij het basecamp aankomen, drijfnat maar heerlijk voldaan, krijgen Cathy en ik een lekker avondmaal voorgeschoteld op een terras dat over de kloof uitkijkt. De rivier, de jungle, heerlijk Javaans eten... Veel beter wordt het niet in het leven. De rit huiswaarts duurt die avond al weer een goeie twee uur, gevuld met dutten en praten met Bintang, tot de zon met een verticale duik achter de horizon weg schiet en we pardoes de denderende chaos van nachtelijk Jogja binnenrijden.

— vrijdag 15/07/2016 —

Zonsopgang op Borobudur

*Tok tok tok* "mister?" *Tok tok tok* "mister?"
Zo worden we vanochtend wakker. We kijken op de klok: iets voor drie 's morgens. Ik wikkel een laken om me heen en sukkel naar de deur. "Yes yes," geeuw ik. "We're awake, thank you."
De nachtwacht legt zijn palmen tegen elkaar in een gebaar van dienstbaarheid en keert terug naar zijn post aan de voordeur. Een paar minuten later verschijnen we op het bordes van het hotel, klaar voor het busje dat ons om 3:30 stipt zal komen oppikken. Of dat is toch de bedoeling, want het zal uiteindelijk bijna twintig minuten duren eer ze hier zijn, en nog eens een uur (jawel!) eer ze de laatste pickup-locatie hebben gevonden. Chaos is hier de norm, beginnen we te leren, en tijdschema's hoogstens een vage indicatie. 

Bestemming vandaag: Borobudur! Alweer een tempel, maar ditmaal een boeddhistische, en de grootste in zijn soort in dit deel van de wereld. Hij ligt vlakbij de Elo River, maar omdat het nog zo ontieglijk vroeg is, zal het ons vanochtend amper een halfuurtje kosten om er te geraken. En dat is maar goed ook, want de bedoeling is om er aan te komen vóór zonsopgang, een magisch (en minder toeristisch-druk) moment op deze oeroude plek.

Oeroud? Jazeker! Borobudur werd gebouwd rond 800 nC, en amper decennia na voltooiing alweer verlaten toen het machtscentrum zich verplaatste naar het oosten. De tempel raakte al snel overwoekerd door de jungle en vergeten, en zou pas duizend jaar later weer worden ontdekt en blootgelegd, onder andere door de Hollanders. Tegenwoordig hebben ze er een prachtig park rond aangelegd met gebedspaviljoens en zelfs een superdeluxe hotel genaamd Manohara. Het is hier dat we uiteindelijk worden afgezet, en met Bintang (die al even verbijsterd is door deze plek als wij) in ons kielzog beginnen we aan de klim naar de hoogste ring. Anders dan het al even oude Prambanan bestaat deze tempel immers uit één massief complex, dat om een heuveltop heen is gebouwd. Bij ons zouden ze hier een kasteel hebben neergepoot, met torens en kantelen, maar die zijn hier vervangen door hoog oprijzende terrassen getooid met prachtige reliëfs en honderden boeddhabeelden in diverse poses. Bovenop de zes vierkante terrassen zijn drie ronde terrassen opgericht bezaaid met klokvormige stoepa's waar nog meer boeddha's in zijn verscholen, en in het midden van dit alles rijst een laatste, monumentale stoepa op, glinsterend afgetekend tegen het eerste schemerlicht. We kiezen een plekje op een van de ronde terrassen en wachten af terwijl de horizon langzaam begint te kleuren. Het wordt stil, zelfs de natuur lijkt zijn adem in te houden, en de spanning valt te snijden. Een wolk in het oosten begint zachtjes op te lichten: eerst diepblauw, dan zachtroze, en dan, opeens...

Een zinderend gouden lichtstraal flitst tevoorschijn, en veegt over de tempel. Een zucht gaat door de menigte, de camera's klikken, mensen staren verrukt voor zich uit. Ik zie bezoekers in het eerste licht van de dag baden met de ogen gesloten, hun handen op hun knieën en hun rug kaarsrecht. Het is maar een zonsopgang, dit gebeurt elke dag, maar toch lijkt iedereen te beseffen dat hier iets aan de hand is. Misschien niet met dit moment maar op zijn minst met deze plek. Het is een onverklaarbaar magisch gevoel, en ik ben niet alleen, dat merk ik aan de blikken rond me en aan de onaardse stilte. Het grijpt me meer aan dan ik had verwacht.


Maar de natuur wacht niet. De gulden zonnestraal rimpelt over het landschap omlaag, raakt de bossen rondom, en opeens barst het gevogelte weer in tropisch gezang uit. De zon rept zich met een rotvaart boven de horizon uit, een oranje bol zo fel dat je er niet in kan blijven kijken, en schildert de stoepa's rond ons in brons en goud. Het licht verandert razendsnel, en nog voor we er erg in hebben, is de dageraad veranderd in de dag, en de magie van zo-even met stille trom verdwenen.

We dalen weer af voor een vlug ontbijt in Manohara, en keren dan terug naar de tempel voor een bezoek aan de lagere terrassen. De reliëfs zijn prachtig, zelfs na duizend jaar. Ooit waren ze geschilderd, zo blijkt, maar de verf is allang door de elementen weggespoeld. Wat overblijft is een monochroom maar heel levendig verhaal dat verdiep per verdiep vertelt over opstanding en dromen, en de klim naar het Nirvana. Wanneer we een poos later weer bij de stoepa's aankomen voelt het er haast leeg, ondanks de drommen toeristen die intussen zijn aangekomen en het geratel van gidsen. Die van ons is merkwaardig zwijgzaam, duidelijk nog steeds onder de indruk van het stille wonder van eerder. We nemen nog wat kiekjes, maar de toverkracht is verdwenen, de tempel is gewoon een brok steen geworden. Prachtig, maar zonder dat onnoembare. We besluiten terug te keren, en na nog een laatste blik achterom trekken we opgeladen met ongrijpbare energie naar de uitgang.


De rit terug blijkt nog heel wat voeten in de aarde te hebben. Om een of andere reden heeft Bintang ons net nu even verlaten, en het zal ons heel wat rond zoeken en verdwalen kosten eer we volslagen toevallig weer bij het busje terechtkomen. Het staat niet bij Manohara maar op de rommelige parking-annex-kookmarkt bij de bezoekersingang, waar de drukte nu echt op gang aan het komen is. Duizenden toeristen, westers en lokaal, staan hier aan te schuiven. Wanneer we bij het busje komen lijkt iedereen opgelucht, maar toch vertrekken we nog niet, klaarblijkelijk omdat we op twee nieuwe passagiers wachten. Meer dan een uur blijven weer nog staan, om uiteindelijk alsnog zonder extra passagiers te vertrekken. Niemand lijkt te weten wat of hoe, maar ook dat leren we langzaamaan te accepteren als een alledaagse realiteit. 

En daarmee zit ons bezoek aan dit deel van Java erop, vrienden! Hoe we hier weer weg geraken is nog een heel verhaal, maar dat is voor de volgende blogpost. Cheerio!